- overvliegen
- {{overvliegen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [over iets heen vliegen] survoler2 [figuurlijk]s'élancer♦voorbeelden:1 wij zien ieder jaar de wilde ganzen overvliegen • chaque année nous voyons passer les oies sauvagesde oceaan overvliegen • traverser l'océan en avion2 het kind vloog de weg over • l'enfant s'élança sur la routeII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [vliegend overbrengen] transporter en avion
Deens-Russisch woordenboek. 2015.